Geschiedenis Goeree-Overflakkee-3
Vervolg geschiedenis Goeree Overflakkee
Middelharnis nu (Opent Google maps)
De zestiende eeuw
Rond 1500 vormen de kerneilanden Dirksland, Grijsoord en Middelharnis-Sommelsdijk reeds een geheel. Ooltgensplaat ligt dan nog eenzaam aan de oostkant, maar niet voor lang meer. In de eerste helft van de 16 e eeuw wordt in rap tempo het tussenliggende deel ingepolderd, zoals de polders de Oude en de Nieuwe Stad, De Tille, Den Bommel en De Galathee. In een octrooi van Keizer Karel V uit 1551 is sprake van: “een groot eijlant geheeten ons vlacke, lancx den welcken men ten vasten landen gaen mach, hebbende tegenwoordelijck in sijn beslooten thien prochiekerken ofte dorpen daer aff de meestendeel heeft ambochtsheerlijcheyt als Dircxlant (d’ welck aldaer d’ eerste en outste land is) ende Ouwe Tonge, Nieuwe Tonge, Sommelsdijck, Middelharnisse, Oolkensplate, Melesant, Herkinge, de Stadt en Rooxenisse”. Het dorp Roxenisse, gelegen nabij Melissant, is bij de Allerheiligenvloed van 1570 verdwenen. Overigens zijn er meer dorpen verloren gegaan, zoals oud-Herkingen, De Oude Wereld, een nederzetting vóór de kust van Goeree, en Zomerland, een nederzetting op een eilandje met dezelfde naam dat heeft gelegen tussen Goeree en Overflakkee.
De Reformatie op het eiland vindt niet van de ene op de andere dag ingang. Van een beeldenstorm en dergelijke is geen sprake. De oude, rooms-katholieke kerken blijven zonder noemenswaardige aanpassingen in gebruik. Wel zijn enkele mensen wegens ketterij ter dood gebracht. Niet alle pastoors worden direct vervangen. Sommigen schakelen over op “de nieuwe leer” en worden daardoor ook wel tot de eerste predikanten gerekend. Met name in de plaatsen Ouddorp, Middelharnis en Sommelsdijk komen al vroeg menisten voor De Ouddorpse gemeente bestaat nog steeds, maar de gemeente Middelharnis/Sommelsdijk wordt in het begin van de 19 e eeuw opgeheven. Aan het eind van de 16 e eeuw heeft het katholicisme afgedaan, maar omstreeks 1650 stichten Jezuïten een missiestatie te Oude-Tonge. Ondanks enkele incidenten in de beginjaren, wordt het opdragen van de Heilige Mis, officieel in het verborgene, getolereerd. Van groot belang hierbij is de invloed van de toenmalige ambachtsheren van Grijsoord, waarin Oude-Tonge is gelegen.

Gefasceerd van goud en lazuur van 3 stukken, 24 juli 1816
De zeventiende eeuw
Het eiland heeft aan het eind van de 15 e eeuw al aardig vorm gekregen, alleen ligt tussen Oude Tonge en Ooltgensplaat nog een forse inham. Met de inpoldering van de Groote Blok en Magdalenapolder in 1600 krijgt de oostzijde van het eiland al meer body, maar Oude Tonge blijft tot het midden van de 17 e eeuw direct aan het water liggen. Door de bedijking van de Suijspolder en de Nieuwe Blok en Heerenpolder in 1647 komt Oude Tonge meer landinwaarts te liggen.
In tijden van oorlog is men kwetsbaar. Gedurende Tachtigjarige Oorlog en later gedurende de oorlogen met Engeland moet men zichzelf kunnen verdedigen. In Ooltgensplaat wordt een versterking gebouwd, terwijl bij Ouddorp een schans en andere verdedigingswerken worden aangelegd. Daarenboven beschikken de meeste dorpen over een klein versterkt gebouwtje: de redoute of ronduit.
Doordat het stadje Goedereede steeds slechter per schip bereikbaar wordt, raakt het in verval. Een deel van de handel, en met name de visserij, verplaatst zich naar Middelharnis dat over een goede haven beschikt. Middelharnis gaat daardoor een bloeiende toekomst tegemoet. Mede bepalend is de oprichting van een visafslag, die lange tijd van grote betekenis is. De bevolking van Middelharnis neemt dan ook snel toe: in de eerste helft van de 17 e eeuw stijgt het aantal huizen met ca. 50%. Ook het nabijgelegen Sommelsdijk wordt door de handel al snel een plaats van betekenis. Hier krijgt men reeds in 1486 het recht tot het mogen houden van een vrije week- en jaarmarkt. Daarnaast beschikt men over tal van andere vrijheden. Sommelsdijk is een Zeeuwse enclave op Hollands grondgebied. Deze unieke positie maakt deze plaats bijzonder aanlokkelijk voor handelaars en ambachtslieden.
Als we het beroemde schilderij ‘Het Laantje van Middelharnis’ van Meindert Hobbema bekijken, zien we dat de omgeving van Middelharnis anno 1689 bestaat uit een gecultiveerd landschap. Op het schilderij is echter geen boer te zien. We zien wel een boomkweker, een jager en verder enkele mensen die staan te praten of gewoon onderweg zijn. Het enige teken van agrarische activiteit is de meestoof. De boomkweker rechts en de kleine boompjes aan de linkerzijde duiden op tuinbouw. De boomkweker is bezig de boompjes te snoeien, naar zijn hand te zetten net als dat gedaan is met de lange, getopte bomen langs de weg. Uiterst links is nog sprake van een stukje bos, maar het overige deel van dit vergezicht op Middelharnis toont de aanschouwer een door mensenhanden gemaakt landschap. Wellicht daardoor is dit landschapsschilderij zo bekend. Het wijkt duidelijk af van de vele schilderijen uit die tijd waar de ongerepte natuur nog is te zien. Door de ordening van het landschap is het schilderij bijna een abstract kunstwerk. Of Overflakkee in die tijd zo leeg en weids was, is bij gebrek aan andere schilderijen of afbeeldingen niet te zeggen. Alleen oude kaarten geven ons een indruk van de verkavelingspatronen, die overigens tot in de 20 e eeuw grotendeels in tact zijn gebleven.
Goeree in dichtvorm
Hoe zit het intussen met het eilandje Goeree? In de beschrijving van het eiland Goeree uit 1680 van Hendrik van Dam vinden we onder meer een gedicht, waarin de natuur en schoonheid van het eiland op lyrische wijze wordt beschreven. Of nu alles een exacte weergave van de werkelijkheid is, is de vraag. Toch willen wij hieronder een frase uit het uitvoerige dichtwerk opnemen:
“Ghy vindt hier overal en voorts in ’t heele Landt
Veel Wooningen seer dicht staen, ende wel beplant,
Met Hoenders op de Werf, en Eenden in de Sloot
Oock Gansen, Paeuwen en Kalckoenen kleyn en groot,
Veel Kudden van Patrijs, den Jager tot playsier,
Die vindt men in het Veldt, dat geeft een soet geswier,
Den Houtsnip in het Bos die kun je licht betrappen
Als ghy wel schieten kunt, of anders die ontsnappen.
Den Jager wel een reys, die niet wel is geleert,
Al maeckt hy groot geschap, hy hem niet wel en weert;
Den Vogel vliegt weer heen, hy heeft dan niet en mijt,
Sijn Hagel en sijn Kruyt raeckt hy onnutt’lijck quijt;
Ghy siet de Merl, en Spreeuw, en Vinck met groote schoolen,
De Wulp en Plavier, de Lyster blijft verhoolen
Seer dicht in het Bos, soo dat men die veel vanght,
Met stricken, wel versien, men in de Boomen hanght.
Dit geeft een soet vermaeck en eerlijck tydtverdrijf,
Hy heeft syn’s herten lust die hier hout syn verblijf”.
Van Dam verhaalt voorts:
“daer komen veel wagens met Volck als het in de Kriekentijdt is, uyt het Eylandt van Overflacquee, die haer dan hier verlustigen, ende in het Groen onder de Bomen haer Maeltijdt doen, van het geene sy mede gebraght hebben; en nemen dan tot dissert ofte laetste Tafelgerecht, krieken, daer se haer vorders dan in versadigen: ende alsoo maken sy alhier dickmaels een vrolijcke Maeltijdt, en rijden voorts tot haer vermaeck dan eens door het Landt, en gaen op Konijnen jagen…” Het lommerrijke Ouddorp wordt door Van Dam beschreven als een “aerts Paradijs”. In de duinen lopen beekjes met zoet water. De bomen en velden zijn hier een schuilplaats voor hazen, konijnen en vogels “ende dit geeft overvloedt van Wiltbraedt aen de keucken”. Het eiland “is seer vruchtbaer in alles, de Boeren houden hier veel Beesten ende Schapen, hebben veel Hoenderen, Eenden ende Duyven op haer Werf”.