Geschiedenis Ooltgensplaat-2
Vervolg geschiedenis Ooltgensplaat
Gebouwen
In de nabijheid van Ooltgensplaat staat de Openbare school met nette onderwijzerswoning; in de 17e eeuw stond zij aan den Kerkring, doch werd vernield door den meermalen genoemden vloed in 1682.
Daarna is zij aan de Voorstraat gebouwd. Maar ook hier kon de jeugd niet rustig blijven zitten, want in 1843, werd de school afgebroken en er eene nieuwe voor in de plaats gezet. Het werk werd aanbesteed voor f. 7475,–. De eerste steen legde op den 31sten Maart de zoon van den toen ter tijd in functie zijnde burgemeester, den Edelachtbaren Heer Anthonij van Weel, Agathinus, Johannes, Cornelis van Weel. Thans is ze weer op een ander terrein overgebracht; nl. langs den weg naar het dorp, in 1881. De bewaarschool is drie jaren later gesticht, en daarvoor is de oude openbare school aan de Voorstraat ingericht.
Gebouwen, die we nog in oogenschouw kunnen nemen, of waarvan nog iets te vermelden is, zijn: het Raadhuis, de Ned. Her. Kerk, de Geref. Kerk, het Weeshuis, een paar oude gebouwen en de Fortificatiën. Het Raadhuis staat op de Kaai. ’t Is een flink gebouw, opgetrokken in 1616, blijkens een opschrift boven den ingang der vroegere Waag, in welk opschrift de hoofdletters, met uitzondering van de D, samen het getal 1616 vormen. Op den nu gescheurden steen lezen we:
“Deeses steens gesChrIft een Ieder een hier gaet ontfoVWen,
“Wie Men Van dIt dorpshUYs den eersten steen fonderen saCh.
“’t Was den sChoVdt Woest InghVe, dIe ’t eerst begon te boVWen
“Weesenden den’t Wadfden JvnI op sIne adoLfsdaCh.
In 1839 is het inwendig verbouwd, en van buiten van nieuwe ramen voorzien, waardoor vóór- en zijgevel een aangenaam voorkomen hebben; terwijl het hardsteenen bordes den indruk verhoogt. Tirion zegt: “Het Dorps-Raadhuis is aanzienlijk en gaat met veertien trappen op. Men heeft er eene bekwaame Voorzaal, welgeschikte Sekretarij, een groote deftige Rechtkamer, een Kamer voor Dijkgraaf en Gezwoorenen, een Boode- en Gijzelkamer; hooger is een gevangenis. Hier is ook een Dorpswaag met een woonhuis onder en tegen hetzelve, uit den grond nieuw opgebouwd en aanbesteed den 26 April des jaars 1617. Na de verbouwing zag het er eenigszins anders uit; het hardsteenen bordes was er nog en leidde tot de hoofddeur. Ter weerszijden vond men vijf groote schuiframen, van welke er drie tot de groote vergaderzaal en twee tot de secretarie behooren.
Deze vergaderzaal had eene lengte van 8 el ruim, en was 7 el breed. De waag wordt thans gebruikt als bergplaats der Gemeente.
Soortgelijken bouwtrant hadden ook de Gemeentehuizen te Bolsward en te de Klundert, voor welke dezelfde architect ook het bouwplan heeft ontworpen. De burgemeesters van Ooltgensplaat sinds 1838 zijn geweest:
Anthonij van Weel Dz. Van 1838 tot 1851, overleden den 10den Juni ’72.
Helenus Wilhelmus Croes 1852 – 1856; Mr. David van Weel 1856 – 1886, overleden den 14den April ’86.
Pieter van Weel G.Gzn. 1886 tot heden.
Op de Kaai staat ook de snelpersdrukkerij van den heer M. Breur.
Kerken
De kerk bevindt zich op ’t eind der Voorstraat. Zij was gewijd aan den H. Odulphus priester en belijder, welke ten tijde van den bisschop Frederik, kanunnik te Utrecht was. In deze kerk was aan het altaar van St. Nicolaas een vicarij gesticht, die in het jaar 1547 bekleed werd door den Heer Johan Vierloos.
Toch schijnt het, dat er reeds eene kerk vóór deze te Ooltgensplaat bestaan heeft; want in de uitgift van het Oudeland in 1483, staat, dat de bedijkers ter eere Gods, zijne gebenedijde moeder de maagd Maria, en van den goeden heere en de vierients Gods, St. Adolfs, die daar patroon wezen zou, eene redelijke en tamelijke kerk maken zal en onderhouden den tijd van 24 jaren; dat deze kerk zal wezen eene parochiekerk, bediend door een priester enz. In de uitgifte van de Galathee, 1521 staat, dat de inwoners van dat Nieuweland hunnen godsdienst zullen verrichten in de parochiekerk van Sint Adolfsland en tot onderhoud en stoffeering der kerk 18 mijten Vlaamsch per gemet jaarlijks zullen bijdragen. Gelijke bepalingen staan in de uitgift van Den Bommel 1527, en van de volgende polders, zoodat de kerk als toen reeds bestaande werd aangemerkt. Iedere polder moest tot onderhoud van den priester het 100ste gemet land afstaan, welke landen, ofschoon niet alle meer aan de kerk behoorende nog in den vroegeren tijd als kerkelanden en vrij van tienden bekend staan. De kerk had oudtijds op de westzijde na, den vorm eener kruiswerk; aan die zijde stond de predikstoel en daar is het Kruis niet doorgetrokken, maar is het een platte muur gebleven.
Tot de bouwing der vroegere kerk heeft men 26 jaren besteed, blijkens een opschrift in den westelijken hoek der kerk aanwezig, dat van deze inhoud was: het fundament van dit werck was begonnen 1527, ende aldus volent 1553. Op de twee steenen, thans aan het nieuwe kerkgebouw aanwezig, staat echter, dat de kerk in 1555 voltooid was. De twee steenen aan weerszijden der deur, luiden aldus:
“Ter vervanging van het in den jare 1555 voltooide kerkgebouw is op de fundamenten van hetzelve, deze kerk gesticht, waarvan op den 22sten Mei 1847 de eerste steen is gelegd door Johannis Agathinus Cornelis van Weel”.
De andere:
“Onder het kerkbestuur van: A. van Weel Dz. President L.Tiggelman, C. de Ruiter, M. Krijgsman, P. Noordijk Secretaris”.
Al is dus het kerkgebouw naar luid dezer opschriften ook door een ander vervangen, op de fundamenten is weer een soortgelijke verrezen, als in vroeger dagen. Keurig net is de predikstoel en het hekje voor den tuin; prachtig mooi is het lofwerk. Op één der schoone eikentakken rust den Bijbel, met het onderschrift: Pondus Grave. De eikels zijn naar het leven, naar de natuur gesneden. Boven de banken van de vroegere ambachtsheeren, die, benevens andere van het plaatselijk- en polderbestuur, alle sierlijk gemaakt waren, prijkte in de oude kerk ook een fraai gesneden wapen, in eikenhout, van het geslacht der Van Aersens van Sommelsdijk, weleer ook in ’t bezit van de Ambachtsheerlijkheid van Ooltgensplaat. Op de middelste koperen lampekroon midden in ’t schip der kerk is zulk een wapen ook nog zichtbaar. De oude kerk van vóór 1847 is in 1718 inwendig verfraaid. In 1737 ontving de gemeente vier zilveren bekers en twee schotels ten geschenke, om deze bij het Heilig Avondmaal te gebruiken.
De toren, die thans op de kerk is, was vroeger eene gansch andere; van 1555 tot 1763 en na de verbouwing in dit jaar stond er een op met eene spits, waarop een fraaie koepel rustte, in de gedaante van eene peer. Hij was voorzien van eene klok en een uurwerk.
Doch in ’t jaar 1811 werd de spits afgebroken om den tooren voor den telegraafdienst te kunnen gebruiken. Door deze verandering leed het gebouw zeer, zoodat men naderhand verplicht was tot het bouwen van een geheel nieuwen toren over te gaan, wat in 1818 geschiedde.
Omdat hij echter in 1893 wederom niet in al te besten toestand verkeerde, is door den heer H.B. Veenenbos, Architect te Sliedrecht, een plan ontworpen door eenen nieuwen toren. Den 19e Augustus Had de inschrijving plaats, waarvoor een drietal biljetten was ingeleverd. Het werk werd aan den minsten inschrijver, den Heer L. Korteweg gegund voor de som van f. 2055,–. Den 16den Jan. 1894 kwam er ook een nieuwe klok in. Hij draagt het randschrift: “In nagedachtenis van A. van Weel Dz., en Mr. D. van Weel, Burgemeesters van Ooltgensplaat is deze klok door Mr. A.J.C. van Weel geschonken aan deze gemeente onder het bestuur van P. van Weel G.Gz. als Burgemeester 1893. Heiligerlee 1893. Gegoten door A.H. en W.J. van Bergen. Het torentje op de thans aanwezige kerk is er een met een spits, eenvoudig en net.
Bij de kerk ligt het kerkhof, in 1840 afgesloten met een gewoon ijzeren hek, tusschen twee palen, waarvan op den eenen staat: Adam, en op den anderen: Christus, ons alzoo heenwijzend naar het woord van den Apostel Paulus: “Want indien door de misdaad van eenen de dood geheerscht heeft door dien eenen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heerschen door dien eenen, namelijk Jezus Christus; zoo dan, gelijk door ééne misdaad de schuld gekomen is over alle menschen tot verdoemenis, alzoo ook door ééne rechtvaardigheid komt de genade over alle menschen tot rechtvaardigmaking des levens; want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien eenen mensch velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzoo zullen ook door de gehoorzaamheid van éénen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.
Gaan we even de begraafplaats op, dan vinden wij aan de linkerzij een perk beplant met boomen. ’t Is de vroegere begraafplaats der Roomsch Katholieken, die daarvan gebruik maakten, tot zij eene afzonderlijke begraafplaats verkregen bij hunne kerk te Achthuizen; – verder doorgaande zien wij aan de rechterhand dat gedeelte waar voorname burgers worden begraven, – en treft onder de verschillende grafsteenen, die er liggen, de grafkelder van de familie Van Weel ons oog, – terwijl deze nog voorzien is van een kleine tombe, waarop te lezen staat: “Hulde aan Mr. D. van Weel Burgemeester van de Gemeente Ooltgensplaat 1856 – 1886; door de leden der gemeenteraad Aug. 1886”. Deze heer Van Weel, die ongehuwd was, besprak bij uitersten wil aan de gemeente eene som van f. 25.000,– als fonds voor de openbare bewaarschool, benevens een perceel tuingrond achter die school gelegen, voor speelplaats der kinderen, voorts aan den algemeenen Armen van Ooltgensplaat gelijke som van f. 25000,– onder voorwaarde dat deze moest worden ingeschreven op een der grootboeken van de Nederlandsche Schuld, alsmede het prachtige, ruime en wel ingerichte huis aan de Voorstraat, dienende voor Docters- of Artswoning, het laatste met de uitdrukkelijke bepaling, dat dit pand bij afzonderlijke rekening beheerd zal worden door het algemeen armbestuur van Ooltgensplaat, dat aan den Gemeenteraad jaarlijks rekening en verantwoording moet doen, – welke rekening jaarlijks in afschrift aan heren gedeputeerde staten van Zuid-Holland moet worden medegedeeld; en dat de zuivere inkomsten van dat huis, waarvan de arts huur moet betalen, telken jaare op den 1sten Jan. zullen worden verdeeld en uitgereikt voor een derde aan arme inwoners van Ooltgensplaat, zonder verschil van geloofsbelijdenis en voor tweederde aan den pastoor te Achthuizen, om door hem mede aan en onder zijn arme parochianen te word en verdeeld en uitgereikt, alles als buitengewone Nieuwjaarsgift.
Aan en in den speeltuin van de bewaarschool liet de heer Mr. A.J.C. van Weel een geheel ijzeren hek maken en eene overdekte speelplaats bouwen; – zoowel hierdoor als door de keurige beplanting, ziet deze tuin er zeer net en vroolijk uit.
De predikantswoning stond vroeger aan den Kerkring en werd voor dat doel aangekocht in 1665, doch de overstroomingen van 1682, 1716, 1718 maakten de bewoning onmogelijk, zoodat de kerkeraad een ander huis aanwees aan de Voorstraat.
De tegenwoordige pastorie op den hoek van de Voorstraat ziet er net uit. Het werd in 1758 aangekocht.
Het Weeshuis, gebouwd aan het Weespad, behoorde oudtijs aan de Heerlijkheid van St. Adolfsland en diende tot opneming zoowel van wezen uit Ooltgensplaat als van Den Bommel. Thans behoort het aan den Grooten of Algemeenen Armen d.i. aan het Burgerlijk Armbestuur. Als Weeshuis is het niet meer in gebruik, want het wordt bewoond door particulieren. Sinds 1892 is eene zaal ingeruimd voor ziekenzaal met kribben en toebehooren.
Het Dorp bezit nu een bestedelingenhuis voor de weezen, waar echter ook een vader en eene moeder hunne functiën vervullen. In den voorgevel staat een steen met opschrift: “Anno Weeshuis 1737”. Hoewel dit jaartal 1737 er op staat, mag men daaruit echter geene andere gevolgtrekking maken, dan deze, dat het in dat jaar als weeshuis is in gebruik genomen; vóór 1737 was het gebouw er al als gasthuis, maar in dit jaar is het aanmerkelijk vergroot en verbeterd, en daardoor tot het bewuste doel ingericht. In 1731 werd het huis door een persoon, die onbekend wenschte te blijven, ten behoeve der armen van de Heerlijkheid, geschonken, en bij besluit van Schout en Schepenen op 30 Mei 1737 tot Weeshuis bestemd. In 1828 werd het gesticht opgeheven, omdat de noodige fondsen ontbraken en werd het in 1832 tot eene Kazerne ingericht voor het garnizoen te Ooltgensplaat, en in 1843 dinde het als huisvesting voor een detachement van 12 personen, benevens één sergeant, één korporaal, één kanonnier, en één conduscteur met zijn gezin, terwijl ook nog eenige behoeftige ingezetenen er hun intrek hadden.
Voorstraat
Aan de Voorstraat vinden wij ook nog de kapitale en welingerichte woning van den Arts te Ooltgensplaat, waarvan hiervoren melding is gemaakt; voorts een huis met het jaartal 1599, en het opschrift “in de patiente” en op den Molendijk een huis met het jaartal 1610, en het opschrift “in de Fortuijn”. De haven van Ooltgensplaat is altijd nog al goed geweest, en was vroeger voorzien van een Hoofd met paalwerk; ook had zij eene spui, om haar op behoorlijke diepte te kunnen houden. Door den loop der tijden, het geweld van het water en ‘t ijs, was het havenhoofd in 1828 bijna geheel vernield.
Omdat de Gemeente niet in staat was om uit eigen middelen het hoofd in eenen goede staat te brengen, wendde men zich tot de Regeering, met het gunstig gevolg, dat zij wilde ondersteunen. In 1829 werd van wege het Rijk het havenhoofd gelegd, bij aanbesteeding voor eene som van 32000 gld. Het bestond uit eenen geheeelen rijzen dam van 140 el lang, 14 el breed boven den gewonen vloed en gedekt met Doornikschen steen, terwijl aan de havenzijde paalwerk en gordingen waren geslagen. De kosten werden door het rijk gedragen, op voorwaarde echter, dat de Gemeente aan de Provincie eene som van f. 200,– zou contribueeren.
Omdat het Hoofd gelegen is op eene plaats, waar een baken hoogst noodig was om verband met de veiligheid op Haringvliet en Hellegat enz., heeft men reeds op den 10den Maart 1819 eenen lantaarn geplaats met argantische lampen en parabolisch licht. In het jaar 1840 is deze lantaarn, met het verlichtingstoestel geheel vernieuwd en meer binnenwaarts geplaaatst. Den 4den Dec. 1868 is het andermaal verplaatst en aangestoken aan den zuidkant van de haven, aan den Oostkant van het Fort Prins Frederik, ook gedaan voor rekening van het Departement van Marine. De haven onderging in 1841 nog verbetering doorgraving van een rietgorsje en door wegneming van kromten. Thans is zij voor het binnenkomen van schepen wel geschikt.
Van Ooltgensplaat is er een veer naar Willemstad, Dinteloord en Numansdorp. De beiede eerste veren zijn particulier, het laatste is van de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. Omdat men wel aan het veer te Buitensluis passagiers mag brengen, maar dit niet door de veerlui van Ooltgensplaat mag plaats hebben noch door die van de Willemstad, maar omdat dit alleen door de veerschippers van Buitensluis mag geschieden, is door belanghebbenden wel eens een request gezonden naar den Minister van Waterstaat, om over deze ongelegendheid te klagen. In den winter bij ijsgang is de overtocht, naar men beweert, voor passagiers ‘ te gemakkelijkst over Ooltgensplaat met de ijsschuit, echter niet het aangenaamst, dewijl dit dan in een open ijsvlet moet geschieden, terwijl dit ook niet altijd zonder gevaar is, getuige b.v. een overtocht bij ijsgang van een passagier van Dinteloord naar Ooltgensplaat in den winter van 1895, die ruim 13 uren op het water doorbracht, een zeer verkleumd, bijna zonder levensgeesten tusschen Ooltgensplaat en Den Bommel aan land kwam.